Golftermen
Golftermen
In de golfwereld worden veel Engelse termen gebruikt om eigenschappen van clubs, ballen, tassen, trolleys en andere golfartikelen te omschrijven. Maar wellicht ben je niet met al deze termen bekend. Speciaal daarvoor hebben we deze pagina met golftermen voor je samengesteld. Alle termen die je terugvind in onze productomschrijvingen vind je hier terug, waardoor je nog beter zult begrijpen wat een bepaalde eigenschap van een artikel inhoud en je daardoor nog beter kunt bepalen of dit voor jou belangrijk is.
A
Adresseren: Het innemen van de positie wanneer je klaar gaat staan om je bal te slaan.
Alignment: Een punt bepalen waar de golfbal naar toe wordt gespeeld.
Approach: Een slag naar de green.
Backspin: Effect dat aan de bal wordt meegegeven, waardoor de bal bij het landen, bijvoorbeeld op de green, de neiging heeft om snel te stoppen, dan wel terug te rollen.
Backswing: Het naar achteren bewegen van de club om een swing te maken
Blade Putters: Rechthoekig gevormd. Blade putters zijn makkelijk bij het opijnen (positie die wordt ingenomen voordat de bal wordt geslagen), maar zodra iets buiten het perfecte raakpunt wordt geraakt, zal de bal sneller een afwijking krijgen.
Bounce: De hoek tussen de voorrand van het slagvlak en de ondergrond.
Blade: Een ijzer geschikt voor de gevorderde golfer. Een ijzer met een klassiek ontwerp.
Carry: De afstand die de bal door de lucht aflegt.
Cartbag: Golftas voor op de golfkar.
Center of Gravity: Term die wordt gebruikt om het zwaartepunt in het clubhoofd aan te geven
Clubface: Het slagvlak van de club.
Clubfitting: Het door middel van verschillende clubs/materialen onderzoeken welke club(samenstelling) het meest geschikt is voor uw golfswing. U kunt online eenvoudig een gratis clubfittingafspraak bij Jumbo Golf maken.
Core: Dit is de kern van de golfbal.
Cavity back: Golfclubs waarbij er achter het clubblad een holte zit. Dit zorgt ervoor dat het gewicht meer naar achteren en naar de zijkanten kan worden verplaatst. Deze clubs zijn vergevingsgezind.
D
Dimples: De deukjes in het oppervlak van de golfbal. De dimples zijn aerodynamisch van groot belang voor de balvlucht.
Divider: (Verdeler) Dit is de bovenkant van de golftas, hierin worden de clubs gestopt.
Draw: Als de vlucht van de bal met een effect van rechts naar links wordt gespeeld. De bal krijgt wat topspin waardoor hij verder zal doorrollen dan een neutraal geslagen bal.
F
Face-Balanced: Bij een face-balanced putter is de shaft voorbij het zwaartepunt van de putter ingebracht. Dit zorgt ervoor dat de putter minder gaat draaien tijdens het raken van de bal. De balans van de putter zit meer in het midden van het clubface, dus een ‘off centre’ raakmoment zal iets meer afwijking geven.
Forged: Hier wordt het staal tijdens het productieproces gesmeed. Er wordt gebruik gemaakt van zachter staal, dit levert meer gevoel voor de betere golfer.
Fade: Als de vlucht van de bal van links naar rechts wordt gespeeld.
Flex: De flexibiliteit van de shaft.
G
Gap Wedge: (Approach Wedge). Een golfclub met 52 graden. Het is een club waarmee de bal over korte afstand hoog door de lucht kan worden gespeeld. Deze club zit tussen de Sand Wedge en Lob Wedge.
Graphite shaft: Een graphite shaft is samengesteld uit vezels met daar doorheen een bepaalde hoeveelheid composite. Deze shaft adviseren wij aan golfers met een lage clubsnelheid of blessuregevoelige golfers.
Groove: De gleufjes op het slagblad van het clubblad. Ze helpen bij het creëren van backspin.
Grind: De vorm van de zool van de club, die invloed heeft op de wijze waarop het clubhoofd in contact komt met de grond. Grind is met name bij van belang bij clubs die voor het korte spel worden gebruikt, zoals bij uitstek wedges. Grind is vooral van belang voor betere golfers.
Grip: Het gedeelte van de club waar de golfer zijn/haar handen plaatst. Grips zijn er in vele maten en kleuren.
H
Hiel van de club: Het deel van de golfclub waar de shaft op het clubhoofd aansluit.
Hook: Als de vlucht van de bal met een direct effect naar rechts gaat. (Rechtshandige speler)
Hosel: Het overgangsstuk tussen de shaft en het clubblad.
I
Impact: Het moment waarop het slagvlak van de club de bal raakt.
Insert: Het dunne raakvlak dat is aangebracht bij een putter.
L
Lake balls: Ballen die uit waterhindernissen zijn gehaald en zijn opgefrist.
Leest: Dit is de vorm van schoenen, dit kan een smal of wijd zijn.
Lob Wedge: Een golfclub met de hoogste loft. Dit is meestal 60-62 graden.
Lie van de club: De hoek die de shaft maakt met de zool van de club.
M
Mallet putters: Halfrond gevormd. Ze hebben een ronde achterkant en een grote platte onderkant, de sole. Mallet putters zijn zeer vergevingsgezind.
MOI: (Moment of Inertia). Golfclubs die worden aangeduid met een hoge MOI zijn stabieler, ook al wordt de bal niet in het midden van de club geraakt. Golfclubs met deze eigenschap zijn erg geschikt voor beginnende golfers.
O
Offset hosel: Een golfclub waarbij de kop van de club achter de shaft staat, gezien vanaf de zijkant of bovenkant van de club.
P
Pin: Synoniem voor de holevlag
Pitch: Een slag over een relatief korte afstand
Pitchfork: Klein 'vorkje' dat men standaard op zak dient te hebben op de golfbaan en dat er voor dient om pitchmarks te repareren.
Pitchmark: Het kuiltje dat op de green zichtbaar en veroorzaakt is door het landen van de bal.
Pitching Wedge: Deze Wedge heeft de laagste hoek binnen de Wedges. De loft van deze club is +/- 46 grade
S
Sand Wedge: Een club met veel loft. Deze club is 56 graden.
Shaft: Kan uit staal of graphite bestaan, dit is de steel die vanaf het clubblad tot en met de grip loopt en waar u de club aan vasthoudt
Shank: Het raken van de bal met de hosel van de club
Slice: Als de vlucht van de bal direct naar rechts afwijkt.
Soorten Graphite shafts:
- Heren graphite regular flex.
- Heren graphite senior flex. (Meest flexibel)
- Heren graphite stiff flex. (Minst flexibel)
Soorten stalen shafts:
- Heren staal regular flex. (Meest flexibel)
- Heren staal stiff flex. (Minst flexibel)
Stalen shaft: Stalen buis die in het clubhoofd wordt gezet.
Standbag: Golftas welke primair is ontworpen om te dragen. Standbags zijn over het algemeen ook erg licht. Kan ook op de golfkar worden gezet.
Stroke: De slagbeweging die wordt gemaakt bij het putten.
Sweetspot: Het ideale punt om de golfbal te raken.
Swing: De beweging die wordt gemaakt wanneer de bal wordt geslagen (bij houten clubs en ijzers)
T
Take away: Het eerste deel van de backswing
Tee: Het houtje of pinnetje waar u de bal van afslaat. Tees zijn er in het hout en plastic
Three-piece of meer golfbal: Zorgt voor meer spin en controle.
Two-piece golfbal: zorgt voor meer afstand als beginner.
Z
Zool: De onderkant van de golfclub.